De huisarts stuurt iemand met de verschijnselen van CIDP voor onderzoek door naar het ziekenhuis waar de neuroloog de diagnose kan stellen. Om zekerheid over de diagnose te krijgen, kan de neuroloog verschillende soorten onderzoek doen.
- Neurologisch (lichamelijk) onderzoek: de neuroloog meet hierbij de spierkracht, het gevoel (van aanraking, warmte/koude) en de spierrekkingsreflexen (met een tikje van de reflexhamer).
- Zenuwgeleidingsonderzoek (EMG): bij dit onderzoek worden de zenuwen elektrisch doorgemeten om de geleiding en eventuele beschadigingen vast te stellen. Met name om de diagnose CIDP te kunnen stellen moet dit onderzoek uitgebreid worden verricht. Bij CIDP is door beschadiging van de ‘isolatielaag’ de zenuwgeleiding sterk vertraagd of zelf geblokkeerd (dit wordt vaak demyelinisatie genoemd).
- Lumbaalpunctie (ruggenprik): met een naald wordt hersenvocht (liquor) weggehaald om te kijken of er sprake is van verhoogd eiwit, een aanwijzing voor CIDP.
- Bloedonderzoek: het bloed wordt onderzocht om andere oorzaken van de symptomen te kunnen vinden of uitsluiten.
- Echo of MRI van de zenuwen: de neuroloog kan met dit onderzoek de zenuwen in beeld brengen om te beoordelen of ze verdikt zijn. Dat kan een aanwijzing zijn van CIDP en helpen wanneer verdenking op CIDP hoog is maar het EMG dat onvoldoende laat zien.
Het neurologisch onderzoek, EMG en het bloedonderzoek zullen altijd moeten plaatsvinden, de andere onderzoeken die hier genoemd staan, worden alleen verricht indien nodig.